kompas
Ik zet water op papier. Kijk wat er gebeurt. Soms denk ik dat ik een reiziger ben. Maar dan een die niet weet waar hij naartoe gaat. Het papier is mijn landkaart. De verf mijn voetsporen. Er zijn dagen dat alles klopt. Mijn hand weet precies waar het penseel moet landen. Andere dagen is alles fout. Dat zijn vaak de beste dagen. Gevoel is de enige gids die ik heb. Je moet weten wat je doet. Ik doe het omgekeerde. Ik doe, en dan weet ik het misschien. Het water droogt. De wereld die er was, is er niet meer. Morgen begin ik opnieuw.
verbinding
Wat ik doe met mijn aquarellen en ik weet niet of het goed is wat ik doe, maar ik doe het, is dit: ik maak iets wat geen naam heeft. Geen boom, geen gezicht, geen huis. Alleen maar kleur die vloeit en droogt en iets wordt wat het was voordat het iets werd.


schets
Ik pak een schetsboek. Niet omdat ik moet, niet omdat ik weet wat ik ga maken. Ik pak het omdat, ja, waarom eigenlijk? Omdat er iets is wat gedaan moet worden. En dan begin ik. Te schilderen, te zoeken, te laten gebeuren.